Koningspage

De grondkleur van boven- en onderkant van de vleugels is wit tot crèmekleurig. Op de bovenkant voorvleugel
bevinden zich zwarte strepen die dwars over de vleugel lopen. Op de bovenkant achtervleugel liggen langs de achterrand enkele blauwe maanvlekken. Opvallend zijn de staartjes aan de achtervleugel.
 

 

  • Ze komen voor in heuvelachtige gebieden op warme en droge plaatsen; vooral open terreinen met vrijstaande struiken en ruigte.
  • Hun waardeplanten zijn sleedoorn en andere prunussoorten.
  • De vlinder overwintert als pop in de kruidlaag.
  • De eieren worden afgezet op bladeren van kleine struikjes van de waardeplant.

 

 

Boomkikker

De boomkikker is te herkennen aan zijn typisch felgroene kleur en hij heeft geen vlekken of strepen op de rug. De mannetjes zijn van de vrouwtjes te onderscheiden aan hun kwaakblaas, alleen de mannetjes kwaken. De boomkikker heeft tandachtige structuren in het verhemelte van de bek. De boomkikker draagt aan zijn tenen en vingers hele kleine hechtschijven (zuignapjes).
 

 

  • De boomkikker komt in geheel Europa voor.
  • Hij dankt zijn naam aan de overwegend klimmende levenswijze. Ze leven in lage struiken in de directe nabijheid van water, maar ook in bomen tot een hoogte van 10 meter.
  • Het vrouwtje produceert zo’n 200 tot 1400 eitjes die in kleine klompjes in het water worden afgezet.
  • De ontwikkeling van de kikkervisjes is sterk afhankelijk van de watertemperatuur.
  • De boomkikker eten insecten, zoals kevers en wantsen.

 

Das

Een das is grijs aan de bovenzijde en zwart aan de onderzijde en heeft een karakteristieke  zwart-wit getekende kop. De das komt in de schemering te voorschijn en is overdag in zijn burcht te vinden. In de winter kan hij wekenlang in rust gaan. Hij teert dan op zijn vetreserve.
 

 

  • De das is 75 cm lang met een staart van 15 cm hij weegt 13 kg.
  • De das is een omnivoor ( alleseter) hij eet regenwormen, slakken, fruit, maïskolven, wortelen en af en toe een muis.
  • Burchten worden gegraven in struiken, heggen en houtwallen en hebben drie tot tien ingangen die 10 tot 20 meter van elkaar liggen.
  • Burchten gaan soms generaties lang mee en worden uitgebreid. Sommige burchten zijn al honderden jaren in gebruik.

 

Beverrat

De beverrat is een zwaargebouwd knaagdier met een brede hoekige kop. De vacht bestaat uit een glanzend bruine tot geelbruine bovenvacht en een grijze ondervacht. De ondervacht is waterdicht. De meeste snorharen zijn wit, alleen de bovenste zijn zwart.
 

 

  • De beverrat is een exoot en werd en wordt in het wild gevangen of gefokt voor zijn pels, die in kleding wordt verwerkt.
  • De beverrat heeft duidelijk zichtbare snijtanden die bij het mannetje donkeroranje van kleur zijn en bij het vrouwtje geeloranje.
  • De beverrat kan grommende, blatende of miauwende geluiden maken.
  • Hij leeft in gebieden met water, zowel stromend als stilstaand en met rijke oevervegetatie.
  • Hij is voornamelijk in de schemering en ’s nachts actief.
  • De beverrat is een planteneter, voornamelijk water- en oeverplanten zoals riet.
  • De beverrat leeft in een burcht waarvan de ingang net boven de waterspiegel ligt.

 

Vliegend Hert

Het vliegend hert is één van de grootste kevers die in Europa voorkomen. Ze kunnen een lengte bereiken van meer dan 9 cm. De naam heeft hij te danken aan zijn enorme grote kaken van de mannetjes, die vertakt zijn aan het eind en doen denken aan het gewei van een hert. Bij de vrouwtjes ontbreken de vergrote kaken waardoor ze gemakkelijk te onderscheiden zijn.

 

  • Het vliegend hert is een bewoner van bosrijke gebieden, waar de larven hun voedsel vinden. Deze eten vermolmd vochtig hout, dat half begraven is en door bepaalde schimmels moet zijn afgebroken.
  • Net als alle andere kevers heeft het vliegend hert 3 paar poten.
  • De vrouwtjes knagen met krachtige kaken gaten in de schors van bomen om vervolgens de sapstroom op te likken.
  • Overdag houden ze zich schuil in bomen, zoals op de schors tussen de begroeiing en de kruin. Een paar uur voor de schemering invalt worden de mannetjes actief.
  • De vrouwtjes zijn minder actief en honkvast.

Smaragdhagedis

De smaragdhagedis is een grote, forsgebouwde hagedis die een smaragdgroene kleur heeft. Het mannetje is intenser groen dan het vrouwtje en hebben vaak zeer veel kleine zwarte vlekjes. Tijdens paartijd hebben de mannetjes een blauwe keel en zijkanten van de kop. De lichaamslengte inclusief staart kan 30 tot 45 cm bereiken.
Op de voorgrond zie je de muurhagedis. Deze komt bij ons veel voor.

 

  • De smaragdhagedis komt in heel Europa voor.
  • Het is een bodembewoner en is erg snel op lage muurtjes.
  • Hij is koudbloedig en neemt daarom vaak een zonnebad en prefereert een temperatuur van 32 tot 33° Celsius. Eenmaal opgewarmd zijn ze erg behendig.
  • De smaragdhagedis legt eitjes, dit varieert van vijf tot meer dan twintig. Bij hogere temperatuur komen de eitje sneller uit dan bij lage temperatuur.
  • Jonge hagedissen zijn gelijk zelfstandig en gaan op jacht naar insecten.
  • De hagedis eet kevers, spinnen, rupsen, wormen en slakken. Ze eten zelfs hun eigen jongen op of de eieren van reptielen en vogels. 

IJsvogel

De ijsvogel is een opvallende verschijning door zijn afstekende blauwe en oranje kleuren. Het is een kleine vogel met korte staart en pootjes, een korte nek en korte afgeronde vleugels, een grote kop met grote ogen en een lange dolkvormige snavel.

 

  • De ijsvogel komt voor in een groot deel van Europa.
  • Hij kan worden aangetroffen in bijna alle waterrijke gebieden, zoals langzaam stromende wateren, beken en rivieren of aan oevers van grote plassen en meren.
  • De ijsvogel is voor het jagen afhankelijk van wateren die helder en ijsvrij zijn met veel kleine visjes.
  • De ijsvogel heeft een snelle, rechte vlucht vlak langs het wateroppervlak.
  • Legsel: vier tot acht soms tien witte ronde eieren
  • Broedtijd: 18 tot 21 dagen, de jongen worden gevoed met insecten, visjes en kleine kreeftachtige. Na 23 tot 27 dagen verlaten de jongen het nest.
  • Voedsel: vrijwel uitsluitend vis

 

 

Kraanvogeltrek

In vlucht bieden de kraanvogels het karakteristieke beeld van lijn- of V-vormig vliegende groepen van grote, reigerachtige vogels die vliegen met een uitgestrekte, lange hals en poten. De spanwijdte kan tot 2.20 meter bedragen.

 

  • De V-vorm is een energiezuinige vorm van vliegen, waarbij de vogels als het ware in elkaars “kielzog” vliegen.
  • Afhankelijk van de weersgesteldheid, kan de gemiddelde kruissnelheid van de vogels oplopen tot ongeveer 70 km per uur.
  • De “trek” vindt zowel overdag als ’s nachts plaats.
  • Ze maken geen gebruik van de thermiek, maar vliegen op eigen kracht aan één stuk door waarbij ze af en toe zeilen.
  • Tijdens de vlucht is natuurlijk altijd de karakteristieke roep te horen.

 

 

 

Zevenslaper/relmuis

De relmuis (nachtdier) is de grootste slaapmuis in Europa. Hij houdt een winterslaap. Deze duurt van oktober tot april 7 maanden lang, vandaar de naam zevenslaper. De lengte varieert van 13 tot 19 cm, de pluimstaart is iets korter dan het dier zelf. Ze hebben een grijsbruine vacht en over de rug loopt een vage donker streep. De kop heeft een donkere ring om de ogen.

 

  • De relmuis leeft in parken, tuinen, boomgaarden en kruinen van bomen en ook op zolders. Het zijn enorm goede klimmers.
  • Hij eet noten, zaden, vruchten en zo nu dan plunderen ze nesten van vogels, voor eieren of jonge vogels.
  • In de aanloop naar de winterslaap kweekt de relmuis een dikke vetlaag waardoor hij wel tot 300 gr. kan wegen. In de winterslaap verliest hij 50% van zijn lichaamsgewicht.
  • Na de paartijd (juni-augustus) draagt het vrouwtje 31 dagen. Zij werpt 3 tot 9 jongen, die naakt en blind worden geboren. Ze kunnen maximaal 7 jaar oud worden.
  • Voor de Oud Romeinen was het een lekkernij. Nadat ze werden vetgemest, werden ze gekookt en gegeten.

 

Grote Nachtpauwoog

De grote nachtpauwoog is een van de grootste nachtvlinders van Europa. Opvallend zijn de grote ogen op de vleugels en de brede donkerbruine zoom op de voor- en achtervleugel die scherp afsteekt tegen de lichte achterrand. Ze hebben een voorkeur voor warme gebieden.

 

  • Het mannetje is iets kleiner dan het vrouwtje en heeft sterk geveerde antennen.
  • Hun waardplanten zijn loofbomen en struiken, zoals appel, tamme kastanje, beuk, hazelaar en sleedoorn.
  • De vlinders komen op licht af en door hun fladderende vlucht en grote afmetingen doen ze ons vaak denken aan vleermuizen.
  • Overdag rusten ze in struiken of op muren
  • De vlinder overwintert als pop in een papierachtige cocon in de vorm van een urn, meestal onder aan de stam van een waardplant.
  • Eieren worden in kleine groepjes afgezet op een tak van de waardplant.

 

Vos

De vos is één van de grootste roofdieren. De vossenvacht is over het algemeen rood – bruin. Veel vossen hebben enkele witte haren in de staartpunt. De vos heeft een slanke snuit en puntige rechtopstaande oren. De staart is lang, dik en ruig.
 


 

  • De vos komt voor over praktisch het gehele Noordelijke halfrond.
  • De vos jaagt solitair, meestal ’s nachts en in de schemering.
  • De vos eet bijna alles; grote kevers, muizen en andere knaagdieren, konijnen, hazen, vogels, eieren, regenwormen en egels. Hij eet ook vruchten, zoals bramen.
  • De vos kan tenminste 28 verschillende geluiden voortbrengen.
  • Vossen leven in een zelf gegraven hol of in een hol van een konijn of een das.
  • Het favoriete leefgebied van de vos is in een bos met open gebieden en struwelen.

 

Ree

De ree is een klein algemeen soort hert dat voornamelijk in Europa voorkomt. De ree heeft een zandgele tot roodbruine zomervacht, ’s winters is deze meer grijsbruin tot zwart van kleur. De neus is zwart en de kin is wit. De staart is vrij klein, 2 tot 4 cm. 
 

 

  • De ree komt in geheel Europa voor.
  • Een volwassen mannetje (reebok) heeft een eenvoudig gewei, bestaande uit maximaal 3 punten.    Het gewei is maximaal 25 cm lang.
  • Een vrouwtje (reegeit) heeft een enkele keer een gewei.
  • De ree is voornamelijk in de schemering actief.
  • De ree eet bramen, bessen, twijgen, scheuten, knoppen en loten van rozenstruiken en coniferen.
  • De ree leeft in bosachtige streken met open plekken en aangrenzende velden.

 

Steenmarter

De steenmarter dankt zijn naam aan zijn voorkeur voor steenachtige biotopen en schuilplaatsen zoals steengroeven, rotsige hellingen en gebouwen. Hij heeft ongeveer het formaat van een slanke kat en is alleen ’s nachts actief.
 

 

  • De steenmarter wordt 44 cm lang en de staart 26 cm en 12 cm hoog, hij weegt 1900 gr.
  • De steenmarter is bruin met een gedeelde witte keelvlek.
  • De vachtkleur wordt donkerder naar mate ze ouder worden.
  • De steenmarter heeft een gevarieerd dierlijk en plantaardig menu.
  • Hij leeft van kleine dieren zoals kip of konijn en eet vaak muizen of ratten. In de herfst en winter eten ze veel fruit en bessen.

 

 

Boommarter

De boommarter komt vooral voor in gebieden met bos. De boommarter is een felle jager, die in boomkruinen klimt en achter eekhoorns aanzit. Hij is vooral actief in de schemering en de nacht en kan goed klimmen. Ook nestkasten zijn niet veilig voor deze acrobaat.
 

 

  • De boommarter is 45 cm lang, de staart 20 cm en hij is 14 cm hoog, hij weegt 1400 gr.
  • De boommarter heeft langere poten en langere en bredere oren dan de steenmarter.
  • De boommarter is chocoladebruin met een gele keelvlek, de oren hebben een lichte rand
  • De boommarter heeft ook een gevarieerd menu, maar eet minder plantaardig voedsel. Hij jaagt in bomen op eekhoorns en aan de grond op konijnen.